Jezus volgen na Pasen

Na Pasen

1
Twee weken geleden was het Pasen. We vierden dat Jezus is opgestaan uit de dood. Maar wat is het? Wat is er echt gebeurd? Wat hebben we eraan? Wat doen we ermee? We hebben het verhaal van de Opstanding van vier evangelisten, die het elk op hun eigen manier vertellen. Alle vier waren nauw betrokken bij het leven en het werk van de aardse Jezus. Het is eigenlijk verrassend dat ze er wat betreft hun eigen rol geen heldenverhaal van gemaakt hebben. Eerder het omgekeerde. We lezen dat ze slechts heel langzaam tot begrip en tot geloof kwamen. Ze laten hun twijfels zien, hun onbegrip, hun zwaktes. We horen hoe toen Jezus hen vroeg met hem te waken ze domweg in slaap vielen. Hoe ze in de moeilijkste uren van Jezus hun Messter gewoon in de steek lieten. Hoe een van hen tot driemaal toe zijn Meester verried.

Johannes geeft aan in hoofdstuk 20 van zijn evangelie waarom hij het schreef:

Jezus heeft ook nog vele andere tekenen gedaan

tegenover zijn leerlingen

die niét beschreven zijn in dit boek;

31

maar deze zijn beschreven opdat jullie geloven

dat Jezus is de Christus, de zoon van God,

en opdat jullie die dit geloven

leven hebben in zijn naam.

Dit zijn de laatste twee verzen van hoofdstuk 20. Het vormt duidelijk het slot van het evangelie. Dan komt er nog een hoofdstuk na als een soort PS: het verhaal van de verschijning van Jezus in Galilea. De andere vonden plaats in Jeruzalem en hoe Jezus op een bijzondere manier Petrus vergeeft voor zijn drievoudige verraad. Het is veel later geschreven, want de tekst van hoofdstuk 20 is niet aangepast.

Alle verschijningsverhalen staan in een vreemd onwerkelijk licht. Niemand herkent Jezus op het eerste gezicht. De Opstanding van Jezus is niet het tot leven wekken van een dode, zoals de jongeman van Nain die door Jezus uit de dood aan zijn moeder werd teruggegeven of Lazarus, die uit het graf werd geroepen en met zijn zusters Maria en Martha herenigt.

De evangelist Johannes geeft ons drie verschijningsverhalen, twee vinden plaats in Jeruzalem en een in Galilea. Apart daarvan staat de verschijning van Jezus aan Maria Magdalena in de tuin bij het graf. Maria denkt de tuinman te zien. Dan roept Jezus haar: “ Maria.” Ze herkent hem en zegt: “Rabboeni,” dat betekent “Mijn meester.”  Jezus zegt tegen haar: “ Raak me niet aan.”  Ze ging daarna in opdracht van Jezus aan de leerlingen vertellen dat zij de Heer had gezien, en ook wat Hij haar gezegd had.”

Dan beschrijft Johannes de eerste verschijning van Jezus op de avond van de  eerste dag van de week aan zijn leerlingen in de Bovenzaal, waar ze achter gesloten deuren bijeengekomen waren. Jezus wenst hen zijn vrede toe en geeft hen een opdracht: Zoals ik door de Vader gezonden ben, zo zend ik ook jullie. Hij blies over hen en zei: Ontvang de Heilige Geest. Hij gaf hen ook de macht om zonden te vergeven. Acht dagen later verschijnt Jezus op dezelfde plaats. Nu is ook Thomas er bij, die er de eerste keer niet was. Thomas zag en geloofde, waarop Jezus zei: “Zalig zijn zij die niet hebben gezien en toch hebben geloofd.”

2

De derde en laatste verschijning van Jezus is aan de oever van het meer van Galilea. Zeven leerlingen zijn onder leiding van Petrus teruggekeerd naar Galilea. Ze zijn gaan vissen, hun oude beroep. Ze hebben de hele nacht gevist, maar al hu zwoegen is zonder enig resultaat. Dan zien ze in de ochtendschemering een onbekende aan de oever van het meer, die over het water roept: “Hebben jullie nog wat toespijs?”  De joden eten als hoofdmaaltijd brood. Wat men erbij eet, vis, vlees of groenten heet toespijs. De leerlingen antwoorden dat ze helemaal niets gevangen hebben. De man antwoordt: Werp je net uit aan de rechterzijde van de boot. Dan is het net ineens overvol, zodat het zelfs dreigde te scheuren.  Dan zegt Johannes: “Het is de Heer.”  Petrus, spontaan en impulsief als hij is, springt direct uit de boot in het water om naar de Meester toe te zwemmen. De anderen slepen het net mee en trekken dat op het land.  Men telt 153 vissen. Een Grieks geleerde uit die tijd was van mening dat er 153 verschillende vissoorten in de zee waren. 153 is dan het symbool van de volledigheid, van het heil dat de hele wereld en alle volken zal omvatten, wanneer de vissers vissers van mensen geworden zijn. Er zal een eenheid komen van allen die zich volgeling noemen van Jezus, ondanks hun verschillen in  taal, etniciteit en cultuur. Ze mogen zich broeders en zusters noemen.

Aan land gekomen zien ze dat er een houtskoolvuurtje gemaakt is waar wat vis op ligt te roosteren en er is brood. Na een nacht hard werken in de boot is dat een welkom ontbijt. De Heer is gastheer en vraagt de discipelen aan de maaltijd deel te nemen. Jezus breekt het brood en de vis en deelt het uit. Het is weer als vanouds. Er is stilte.

Petrus had Jezus in de nacht voor zijn kruisiging driemaal verraden. Hij ontkende driemaal dat hij Jezus kende. Zijn verraad gebeurde stilletjes. Eigenlijk had niemand het hoeven te weten. Dan verbreekt Jezus de stilte door aan Petrus te vragen: Heb je me lief, meer dan de anderen? Jezus spreekt Petrus niet aan met de nieuwe naam die Jezus hem gaf Petrus, de Rots, maar met zijn oude naam: Simon, zoon van Johannes   Petrus reageert met een bescheiden: Ik ben uw vriend. Daarop geeft Jezus hem de opdracht: Weidt mijn lammeren. Dan vraagt Jezus een tweede keer Heb je me lief? Wanneer Petrus een tweede keer bevestigt dat hij de vriend is van Jezus. Dan krijgt hij een nieuwe opdracht:  Hoed mijn schapen. Nog een derde keer vraagt Jezus en deze keer gebruikt hij dezelfde term als Petrus: Simon, ben je mijn vriend? Petrus wordt bedroefd, omdat hij driemaal gevraagd wordt of hij van Jezus houdt. Petrus zegt: “U kent mij. U weet alles. U weet dat ik uw vriend ben.” Na deze derde bevestiging krijgt Petrus de opdracht: “Weid mijn schapen.”  Jezus formuleert vraag en opdracht telkens anders en Petrus gebruikt bij de beantwoording van de eerste twee vragen een ander woord voor liefhebben dan Jezus, bij ons vertaald door: vriend zijn. Jezus vraagt in de opeenvolgende vragen steeds minder van Petrus, maar geeft hem wel een steeds grotere verantwoordelijkheid. Dat is echte vergeving. Niet: “Kan ik nog wel van je op aan?”  “Hoe weet ik of je het niet weer zal doen?” “Voel je wel echt schuldig of zoek je naar een rechtvaardiging.” Jezus vergeeft door de simpele vraag: ”Houd je van me?”

Dan zegt Jezus: Volg mij. Ze moeten hun boten en netten achter zich laten, Ze moeten vissers van mensen worden. Met deze oproep om hem te volgen begint Jezus zijn kerk. Handelingen 5 beschrijft hoe het dan verder gaat met de apostelen. Degenen die zwijgend naar de woorden van Jezus hadden geluisterd, zonder de strekking ervan helemaal te doorgronden, spreken zich in het openbaar uit. Ze worden moedige verkondigers van de opstanding. Ze worden voor het Sanhedrin geroepen en daar met de dood bedreigd, wanneer ze doorgaan met de verkondiging van het Goede Nieuws. Ze antwoorden heel rustig: “We moeten God meer gehoorzamen dan mensen.” De stevige aframmeling die ze krijgen van het Sanhedrin weerhoudt hen er niet van om door te gaan met hun verkondiging. De leerlingen, die nu apostelen zijn geworden, vormen zo het eerste begin van een wereldwijde gemeenschap die nu naar schatting een derde van de wereldbevolking omvat.

3

Onze wereld na Pasen. De leerlingen keren na Pasen terug naar hun gewone leven als vissers. Jezus staat in de schemer van de vroege ochtend aan de oever van het meer van Galilea. Ze herkennen hem niet. Hij roept.

Hij roept ons uit onze dagelijke beslommeringen, onze vruchteloze pogingen om het werkelijke leven te leven. Op naar onze roeping, naar onze levensopdracht. Hij roept: “Volg me!” En aan degenen die daaraan gehoor geven, zal hij zich openbaren in alles wat we aan vrede, werk, liefde, strijd en lijden in ons leven meemaken.

En als een onuitsprekelijk geheim zullen wij ervaren wie hij is.

 

AMEN