Mystiek en het dagelijkse leven
Preek in de Cellebroederskapel, Citykerk, Basisgemeente, Maastricht, zondag 18 september 2005
In een gemeente als de Basisgemeente zoeken we God. We proberen in gebed, aanroeping, liederen, muziek, eucharistie en overdenking hem te benaderen. Het jaarthema is mystiek. Kunnen we door mystiek dichter bij God komen? Hoe passen we mystiek in in ons leven? Wat is mystiek? Het woordenboek geeft ons de volgende definitie. Een mysticus of mystica is iemand die op een overweldigende wijze de tegenwoordigheid ervaart van iets dat hem of haar overstijgt. Dit overstijgende is veel ‘werkelijker’ dan al wat wij doorgaans voor werkelijk aanzien. De ‘gewone werkelijkheid’ wordt als het ware transparant voor een ‘andere, uiteindelijke werkelijkheid’. De mysticus voelt tijdens zo’n ervaring zijn ‘ikheid’ verdwijnen. Zijn opgeslotenheid in zichzelf wordt opgeheven.
Tot de kern van de mystiek behoort:
• het leeg worden,
• het ontvangen van iets dat buiten je ligt
• en toch helemaal bij je hoort.
Betekent dit dat we ons op moeten sluiten in een cel, zoals de Cellebroeders? Moeten we een contemplatief leven gaan leiden als kloosterlingen in kloosters waarvan Maastricht er eens zeer velen had? We sluiten ons dan af voor de buitenwereld, waar er allerlei afleiding is. We concentreren ons op het vinden van Go in gebed, meditatie, contemplatie, zang en viering.
Er zijn ook in ons gewone leven ervaringen die lijken op die van de mystiek. Je kunt denken aan ervaringen die je soms hebt wanneer je in de natuur bent, in een bos wandelt, op een heuvel over een landschap uitkijkt, wanneer je langs het strand van de zee loopt. Ineens kun je overweldigd worden door een geluksgevoel, een soort totaal ervaring van de werkelijkheid waar je zelf deel van uitmaakt, maar waar je in opgaat.
Je kunt dat gevoel van geluk ook soms hebben bij een glimlach van je kind of je kleinkind of in een gebaar van liefde en vertrouwdheid van je moeder of vader of je levenspartner.
Al dit soort ervaringen geven aan dat de wereld niet is wat ze is. Dat er een andere werkelijkheid is. Dit soort ervaringen waar je boven je zelf uitstijgt kunnen je inspireren om je leven richting te geven. Ieder mens heeft een ebstemming, een levensdoel. Dat hoeft niet iets sensationeels te zijn, zoals het stichten van een klooster, zoals Frère Roger dat deed 60 jaar geleden in Taizé. Het kan heel bescheiden zijn. Gewoon iets voor iemand betekenen. Dit soort momenten waarbij je boven jezelf uitstijgt kunnen je helpen om dat helder te krijgen, je te verzoenen met wie je bent en met wat je doet.
We hebben om te leven dromen nodig. Religie is zo’n droom van eerlijkheid, rechtvaardigheid, recht, liefde, hoop en menselijkheid.
Wanneer we kijken naar onze levenservaringen die zo’n gevoel het dichtst benaderen dan denk je aan verliefdheid. Je bent verliefd. Al je aandacht is geconcentreerd op die geliefde persoon. Je wilt alles voor die persoon doen. Je schrijft brieven, waarin je al je gevoelens uit. Dan wordt je liefde beantwoord. In de aanwezigheid van je geliefde vergeet je tijd en plaats. Je wilt zo veel mogelijk in elkaars aanwezigheid zijn. Er is iemand die je vertrouwt, begrijpt en steunt. Dan beloof je elkaar eeuwige trouw. Voor minder ga je niet. Het gaat om een totale commitment. Uiteindelijk zal zo’n verliefdheid zich omzetten in liefde, in een duurzame relatie tussen twee mensen, die samen in het leven staan, in mogelijk later de vorming van een gezin, de kinderen groot brengen, in samen oud worden en in dankbaarheid terugkijken op de lange weg die je samen gegaan bent.
We hoorden drie persoonlijke ervaringen van de leden van de voorbereidingscommissie, van gebeurtenissen waarbij zij ineens even zich uit hun gewone bestaan getrokken voelden.
Die bijzondere ervaringen zijn niet het doel. We willen liever met beide benen op de grond blijven staan. Maar we willen aan de andere kant ook niet ophouden met dromen. Ieder van ons heeft een levensopdracht. Ook voor het leren en doen van die levensopdracht hebben we elkaar nodig. Op onze reis door het leven hebben we nodig: inspiratiebronnen, reisgenoten en medepelgrims.
Even brak dit bij Rob door. Toevallig was er niemand op de plek waar anders veel bussen stoppen 200 km van Santiago de Compostella. Dat is de plek waar mensen honderden jaren lang hun last mochten afleggen om bevrijd naar Santiago te gaan. De plek was verlaten. Je stapt ineens in een metafoor. De stenen staan voor alle problemen van alle mensen. Vele eeuwen ballen samen tot een moment. Je stijgt uit boven tijd en plaats en je ziet als vanaf een berg het landschap van je leven. Dat is even God ervaren.
Je hebt een verlies en wil eigenlijk rouwen en niet verder gaan. Dan ineens, door een plotselinge gebeurtenis, zie je plotseling alles in een ander licht. Droefheid wordt blijdschap en hoop. Een andere werkelijkheid breekt tot je door Hier zie je de hand van God.
Je bent in een motorprauw in een ver land. De nacht valt. Je hebt het gevoel dat je langzaam de eeuwigheid invaart. Water en land worden een. Sterren beginnen te stralen waar eerst nog het blauw van de dag was. Dit was er al eer ik er was. Ik ben er om dit te ervaren. Het is tegelijk ervaring en herinnering. (het verhaal)
Met een dergelijke eenvoud van ons hart zijn we open voor het mysterie. Dan zien we in een flits die andere werkelijkheid. Het is alsof je door het donker loopt in een onbekend landschap. Alleen als er een bliksemflits is zie je een heel kort ogenblik waar je bent. Dan is het weer donker, maar je weet de richting waar je heen moet in het duister.
Huub Oosterhuis spreekt over een dergelijke geloofservaring in het gedicht Zien
Zien
Dit dat ja nee voortjagend voortgedreven
Niet kunnen willen toch zo moeten leven
Overal nergens niemand op het spoor.
Dan jij. Ik hoor je stem. Ik zie – soms even. (1972).
Dit is een bescheiden geloof dat geen behoefte heeft aan de zekerheid van dogma’s of kerkelijke structuren.
In de tweede brief aan de Corinthiërs in hoofdstuk 12 vertelt Paulus over een bijzondere mystieke ervaring. Hij wordt als het ware in de derde hemel opgenomen. Hij hoort hemelse muziek. Hij ervaart het hoogste geluk. Hij spreekt er bescheiden over in de derde persoon, als betrof het iemand anders. En toch gaat het volgens hem niet om het bereiken van de derde hemel of het luisteren naar hemelse muziek. Paulus kiest als het erom gaat voor “beledigingen, nood, vervolgingen en ellende”. In dit gewone leven ligt zijn taak en levensopdracht. Hier is pijn. Hij spreekt over een bepaalde ziekte die hij heeft als over een doorn in het vlees, een engel van satan. Maar zijn zwakheid is geen excuus om iets niet te doen. In zijn eigen persoonlijke zwakheid vindt hij juist de kracht om door te gaan, “zodat de kracht van Christus in mij zichtbaar wordt.” Zegt hij. Vers 10: “Omdat Christus mij kracht schenkt, schep ik vreugde in mijn zwakheid: in beledigingen, nood, vervolging en ellende. In mijn zwakheid ben ik sterk.” Juist daar waar we zwak zijn en onze zwakte erkennen staan we open voor Gods genade. Het bewust zijn van onze zwakheid bevrijdt ons van de verleiding om God uit eigen kracht te willen bereiken. We moeten ons dan wel op God verlaten.
Er is uitzicht op een andere werkelijkheid. Maar hièr is onze taak en onze levensopdracht.
Moge God onze kracht zijn in onze zwakheid.