Leren Geloven Door Te Doen

Aan het evangelie verhaal van deze zondag ging een ander verhaal vooraf.

Jezus is met zijn leerlingen teruggegaan naar Nazareth, het dorp waar hij opgroeide. Zoals steeds op de Sabbat ging Jezus met zijn leerlingen naar de dienst in de synagoge. Dit was de synagoge waar hij als kind ook steeds heenging op de Sabbat en waar hij op dertienjarige leeftijd zijn bar mitswa deed, waarbij hij “zoon van het gebod” werd en deel van de geloofsgemeenschap. In het jodendom ben je met je dertiende volwassen. Het was een gebruik dat wanneer iemand van buiten bij een synagogenviering aanwezig was dat dan die persoon de gelegenheid geboden werd om de lezing uit de Bijbel voor te lezen en daar ook de uitleg van te geven. Jezus kreeg hier ook de Bijbelrol aangereikt. De verwachtingen waren hooggespannen. De roem van Jezus had ook Nazareth bereikt. De toehoorders waren stomverbaasd toen ze hem hoorden preken. Waar haalt hij het allemaal vandaan, onze plaatsgenoot? Wat een wijsheid is hem gegeven. En dan, zo hebben we gehoord, heeft hij overal ook wonderen gedaan.

Maar dan ineens slaat de stemming om. Ze zeiden: “We weten toch wie hij is. Het is Jezus, de zoon van Jozef, onze dorpstimmerman. Zijn vader, zijn moeder en zijn broers en zussen wonen allemaal nog bij ins in ons dorp. Jezus leerde het vak van timmerman in de werkplaats van zijn vader. Ze vonden dat hij te ver ging in zijn pretenties. En hij vond er geen geloof. Jezus zei toen openlijk tegen hen: “Nergens wordt een profeet meer miskend dan bij degenen die menen dat ze hem goed kennen. Een profeet wordt niet geëerd in zijn eigen geboorteplaats, en niet door zijn eigen familie en verwanten.

Hij kon daar geen wonderen doen omdat hij er geen geloof vond.

Het moet een enorme teleurstelling geweest zijn voor Jezus dat hij door zijn vrienden en zijn familie verworpen werd. Hij was zijn thuisbasis kwijt. De vossen hebben holen en de vogels nesten, maar de Mensenzoon heeft geen plek om zijn hoofd neer te leggen. Zou het niet beter zijn om er maar mee te stoppen met zijn zending om het evangelie aan de hele wereld te verkondigen, te beginnen in Galilea? Het evangelie dat de profetieën van vroeger vervuld worden. Dat God heeft omgezien naar de mensen. Dat je geloof je kan redden. Dat een nieuwe tijd zal aanbreken.

De leerlingen waren erbij in Nazareth toen hun meester er verworpen werd. Ze waren dus ook voorbereid op negatieve reacties en zelfs op doodsbedreigingen.

De leerlingen had Jezus zelf uitgekozen. Ze stelden na zijn aan hen gerichte roep: “Kom en volg mij” hun hele verdere leven in dienst van het evangelie van Jezus. Ze gaven daarbij alles op: hun bezittingen, hun werk, hun vrienden en zelfs hun familiebetrekkingen. Jezus trok rond van dorp naar dorp in Galilea en leerde het volk in gelijkenissen. Maar aan de leerlingen gaf hij dieper onderricht en hij gaf zelf ook het voorbeeld van een leven van gebed en overgave aan de wil van God.

Jezus roept zijn leerlingen bij hem en geeft hen de opdracht om er zelf, zonder hem, op uit te trekken, twee aan twee. Kom en ga het evangelie verkondigen in de dorpen en steden van Galilea. Hoe moesten ze zich op die tocht voorbereiden? Helemaal niet! Ze hoefden niets, helemaal niets, mee te nemen. Geen geld, geen brood, geen reistas, geen tweede stel kleding, ook geen mantel, de mantel die je nodig hebt om te gebruiken als een deken wanneer je in de open lucht moet gaan slapen. Je ging op pad met alleen de kleding, die je aanhad, een stel sandalen aan je voeten en een stok. Die stok had je waarschijnlijk nodig om wilde dieren van je af te houden en als steun bij het lopen. Wanneer je op deze manier op weg gaat maak je jezelf voor alles wat je in het leven nodig hebt volledig afhankelijk van de goedgevigheid en gastvrijheid van anderen. Je kunt daar natuurlijk nooit helemaal zeker van zijn. Het is dus zaak om met die onzekerheid te durven leven. Het is echt alleen maar een zaak van geloof.

Waarschijnlijk zijn verschillende van ons wel eens in een dergelijke situatie geweest dat je hulp nodig had en dat je daarvoor helemaal van anderen afhankelijk was. Dan blijken er altijd weer mensen te zijn die geheel belangeloos bereid zijn om je te helpen en van dank helemaal niet willen weten. Of was het een engel in de gedaante van en onbekende medemens? Wanneer dat gebeurt ervaar je het als een wonder of als een gebed wat verhoord is. Er is wel wat voor nodig, namelijk de bereidheid om te ontvangen. Wanneer je een geschenk krijgt dan moet je wel je hand willen openen om het in ontvangst te nemen. Ook heb je geloof nodig. Het geloof dat je geholpen kunt worden. Geloof in de mensen. Dat er iemand is die naar je wil omzien.

Deze uitzending door Jezus van zijn leerlingen op deze manier was voor hen dus een les om te leren geloven en te vertrouwen op de goedheid van hun medemens.

Maar stel dat je de gastvrijheid geweigerd wordt of dat je op een dag geen maaltijd aangeboden krijgt? Dan helemaal niets! Dat accepteer je dat gewoon. Jezus zegt dat ze dan het stof van hun voeten moeten schudden en verder trekken alsof er niets gebeurd is..

Jezus zendt zijn leerlingen de wereld in. Ze gaan zijn werk in zijn naam voortzetten. Hij geeft ze iets mee: een zegen of een kracht. Je zou ook kunnen zeggen een machtiging. Dat betekent dat je namens iemand in zijn of haar naam mag handelen. Wat is dat precies een zegen? Wetenschappers zullen zeggen: Daar kunnen we helemaal niets mee. We kunnen die zegen niet zien, niet wegen, niet meten. Het is niks. Een illusie. Maar wetenschappers weten niet alles. Met die zegen van Jezus, die kracht, durven de leerlingen op pad te gaan, het onbekende tegemoet. En dan blijkt dat ze in staat zijn tot dingen waarvan ze niet wisten dat ze het konden. Waar ze een goede ontvangst kregen konden ze de mensen oproepen tot bekering. Ze bleken ineens in staat te zijn om zieken te zalven en te genezen, om blinden de ogen te openen, lammen te laten lopen, melaatsen rein te maken en mensen te bevrijden van de macht van boze geesten, maar boven alles het evangelie van bevrijding te verkondigen. Ze genazen niet alle zieken. Het was geen kunstje wat ze deden en ook geen toveren. Zoals Jezus vrijwel niets kon doen in Nazareth omdat hij er geen geloof vond. zo gold dat ook voor zijn leerlingen.

Het verhaal gaat verder. Niet alleen de twaalf leerlingen trekken de wereld in om het evangelie naar de mensen te brengen. In navolging van hen deed ook Paulus dat. Paulus had eerst de christenen vervolgd. Hij was erbij toen Stefanus, de eerste martelaar, gedood werd door hem te stenigen. Paulus werd door God geroepen, hij bekeerde zich en ging Jezus volgen. Hij, de minste van de apostelen, werd de grootste. Wat hij verkondigde lezen we in zijn brieven, zoals de brief aan de Efezen, die we vanmorgen lazen. Hij schrijft daar dat de hele kosmos, alles wat is, deelt in de zegeningen van God. Niet het toeval of het noodlot regeert, maar de wijsheid van God. God geeft ons zelf het geloof om dit in te zien. Het is ons geopenbaard in het evangelie van Jezus Christus. We delen in de eeuwige beloften van God.

En na Paulus is het verder gegaan met de geloofsoverdracht. Tot het hier in onze tijd kwam bij ons.

Het is nu aan ons om de durf, de moed en het vertrouwen te hebben om op weg te gaan. Bagage is hiervoor niet nodig. We hoeven alleen onszelf mee te nemen, en ons geloof en vertrouwen in de toekomst van God. Laten wij die kracht, die volmacht die Jezus ons wil geven, aannemen. Laten we onze hand openen voor die gift. Laten we het evangelie uitdragen door een troostend woord, door aandacht, een helpende hand en een luisterend oor voor wie dat nodig hebben. En laten we een getuigenis geven van ons geloof wanneer dat van ons gevraagd wordt.

En laten we alles wat we doen doen met aandacht en met liefde voor onze medemens.

Amen