We noemen ons christenen. Dat betekent we volgelingen van Jezus zijn en niets anders. Wat houdt dat in: het volgen van Jezus? Wat betekent dat voor het leven dat we leven, voor de beslissingen die we nemen?
Lucas 9, 51 Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen, ging hij vastberaden op weg naar Jeruzalem.
Jeruzalem, de heilige stad, de stad van David, de stad van de tempel die Herodes bouwde, een stad met een rijke geschiedenis, maar ook de stad van priesters en wetgeleerden, van kooplieden, van koning Herodes, die hier een paleis had en van de Romeinse prefect Pontius Pilatus en van een heel regiment Romeinse soldaten. In Jeruzalem waren ook de vijanden van Jezus, die het op zijn ondergang gemunt hadden. Jezus opgang, zijn weg naar Golgotha, en naar zijn Opstanding, naar Pasen en Hemelvaart, moest in Jeruzalem plaats vinden. Dan en daar en dar alleen zouden de godspraken van de profeten van vroeger vervuld worden. Zijn ondergang was niet het definitieve einde. Het was een doortocht, een opgang, een exodus, een uittocht of uitweg. Het is de uitweg naar Gods Koninkrijk. Dat is het doel van de reis van Jezus naar Jeruzalem.
Jezus kondigt zijn komende lijden aan. Maar er staat ook, heel eerlijk: Zijn leerlingen begrepen het niet. Ze waren hem wel een heel eind gevolgd op de weg van Jezus naar Jeruzalem, maar toen het erop aankwam waren ze allemaal weggevlucht. Petrus had eerst moedig uitgeroepen:
[Lucas 22, 33 Simon antwoordde:] ‘Heer, ik ben zelfs bereid om met u de gevangenis in te gaan en te sterven.’ 34 Maar Jezus zei: ‘Ik zeg je, Petrus, deze nacht zal de haan niet kraaien voordat je driemaal geloochend hebt dat je mij kent.’ En zo gebeurde het.
Jezus zendt boden vooruit om voor hem de weg te bereiden. Die komen in een Samaritaans dorp. Daar weigert men gastvrijheid te geven aan Jezus en zijn volgelingen. De reden daarvoor is dat de Samaritanen niets met Jeruzalem hebben. Ze hebben een eigen heilige plaats op de berg Gerizim. De leerlingen willen wraak. Ze vragen Jezus om vuur uit de hemel te laten komen om de inwoners van dit dorp voor hun ongehoorzaamheid te straffen. Dat zou waarschijnlijk naar hun idee een goede manier zijn om op weg te gaan naar Jeruzalem. Schrik en ontzag zouden Jezus vooruitgaan, evenals vernietiging. Dan zou iedereen wel Jezus moeten volgen of ze willen of niet. Jezus wijst hen scherp terecht. Hij wil geen Koninkrijk gebaseerd op angst en geweld. Zijn Rijk is een rijk van vrijheid, gebaseerd op een in vrijheid genomen beslissing voor hem.
Dan volgen onderweg drie ontmoetingen.
De eerste ontmoeting is met iemand die tegen Jezus zegt: ‘Ik zal u volgen waarheen u ook gaat.’ Aanvaardt Jezus dat aanbod? Jezus geeft aan wat het betekent om hem te volgen. ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.’ Er is geen eigen plek waar je je terug kunt trekken, waar je weer tot jezelf kunt komen. Het gaat niet alleen om een rustplek of een huis. De vraag voor ons is: Behoren die dingen die mijn identiteit bepalen tot het wezenlijke of kan ik ook zonder? Mijn huis, mijn baan, mijn status, mijn auto, de sport, de bankrekening, mijn pensioenopbouw. Het zijn allemaal zekerheden, die erg belangrijk zijn. We willen die niet graag missen. Jezus vraagt ons: Maak je daar niet afhankelijk van. Je mag daar niet de slaaf van worden.
De tweede ontmoeting is met iemand aan wie Jezus heel direct vraagt om hem te volgen. Deze is daartoe bereid maar hij koppelt daar een voorwaarde aan. Hij wil eerst nog zijn vader begraven. Dat betekent niet dat zijn vader zojuist gestorven is. Het betekent dat hij zijn ouderlijk huis niet wil verlaten voor zijn vader overleden is. Hij voelt zich als zoon nog verantwoordelijk. Hij wil de beslissing om Jezus te volgen nog even uitstellen. Dit is erg mooi deze loyaliteit van de zoon voor zijn familie. Aan de andere kant is het ook een excuus. De zoon is zelf verantwoordelijk voor zijn leven. Hij moet zijn eigen leven leiden en hij is verantwoordelijk voor zijn eigen beslissingen. Het is ook niet zo dat zijn familie per se niet zonder hem kan. Daarom zegt Jezus tegen hem: ‘Laat dat los. Laat de doden hun doden begraven.’ Je bent een vrij mens. Maak je niet afhankelijk van wat dan ook wanneer het gaat om een beslissing die je leven totaal verandert, een beslissing die zo absoluut is als het al of niet volgen van Jezus.
De derde ontmoeting is met iemand die Jezus wil volgen, maar hij wil eerst nog afscheid nemen van zijn familie. Dit lijkt redelijk. Je wilt voor je aan een nieuwe levensfase begint graag afscheid nemen van allen die je lief zijn. Je moet misschien nog orde op zaken stellen. Je maakt een sentimental journey. Je gaat oude herinneringen ophalen. Plaatsen bezoeken waar je als kind was. Het risico is echter dat je weer van je beslissing afgepraat wordt. ‘Zou je dat wel doen?’ ‘Is dat wel iets voor jou?’ ‘We kennen je heel anders.’ ‘Er is geen maatschappelijke zekerheid.’ ‘Als je dat doet hoef je hier niet meer te komen.’ ‘Waarom stel je die beslissing niet uit? Het kan altijd nog.’ Jezus wijst dat allemaal scherp af.
“Sla de hand aan de ploeg en ga aan het werk. Wanneer je omziet naar het verleden en alles wat je daar bindt dan ben je niet geschikt voor het Koninkrijk. Je leeft nu. Laat je verleden achter je en richt je op de toekomst, de hoopvolle toekomst van de komst van Gods Koninkrijk.
Bij alle drie ontmoetingen speelt familie een belangrijke rol. Familie is belangrijk. We kunnen niet zonder. Toch mag dat geen keurslijf worden. Je mag begrip ervoor vragen en krijgen wanneer je een eigen koers gaat volgen, wanneer jij jouw unieke roeping gaat volgen en er een breuk is met wat je tot dan toe gedaan hebt. Dat is je godgegeven recht als mens. Verstandige familie neemt natuurlijk die keuzevrijheid als uitgangspunt. Het is ook de vrijheid om fouten te maken en risico’s te nemen. Dit is inherent aan mens zijn en aan het leven van de mens, die uniek is en onherhaalbaar.
Het gaat Jezus om vrijheid, om een in vrijheid genomen beslissing voor hem of tegen hem. Er is geen tussenweg van nu nog niet, maar straks. Naast Jezus en zijn Koninkrijk mogen er geen andere even belangrijke zaken zijn, die onze aandacht vragen. Geen gedeelde loyaliteit.
De Apostel Paulus zegt tegen de gemeente van de Galaten:
5,1 Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen. En 5,13: ‘u bent geroepen om vrij te zijn.’ Je krijgt die vrijheid wanneer je Jezus volgt en je laat leiden door de Geest.
Dat is waar je je opricht. Degene die ploegt kijkt vooruit zodat hij of zij rechte voren kan maken. Een zeiler richt zich op een vast punt op de kust zodat hij of zij geen zig zag koers gaat varen maar zo gericht mogelijk naar zijn doel gaat.
Er is het moment. Je zit in de gevangenis, veroordeeld tot levenslang. Dan gaat de gevangenisdeur plotseling open. Je kunt weg. Zeg je dan: Ik moet eerst nog even uitgebreid afscheid nemen van mijn medegevangenen? Ik ben er nu nog niet klaar voor. Dan gaat de deur voorgoed dicht. Het gaat om ons leven. Het is een unieke gift van de Schepper aan jou persoonlijk. Het gaat om jouw leven en jouw levensopdracht, waarvoor alleen jijzelf verantwoordelijk bent. Ieder van ons kan en zal op zijn of haar eigen manier horen: Volg me! Het is vaak ook maar een hele zachte, bijna onhoorbare stem, die je roept. En daar zal ieder op zijn of haar eigen manier op reageren.
Albert Schweitzer, theoloog, medicus en Bach vertolker uit de vorige eeuw, schreef over zijn eigen roeping als volgt:
‘”Als een onbekende en naamloze komt hij tot ons als eens aan de oever van het meer, terwijl zij niet wisten wie hij was. Hij spreekt hetzelfde woord: ‘Jij. Volg mij!’ En hij geeft ons de opdracht die hij in deze tijd vervullen wil. Hij gebiedt het ons.
En aan degenen die Hem gehoorzamen, zowel verstandige als onverstandige mensen, zal hij zich openbaren in datgene wat ze in gemeenschap met hem in hun leven aan vrede, arbeid, strijd en lijden mogen ervaren.
En dan als een onuitsprekelijke geheimenis zullen ze ervaren wie hij is … “’
Jezus volgen en hij belooft:
‘Zie ik ben met je alle dagen tot aan het einde van de wereld’