Lezen: Genesis 32, 22-31 en Lucas 18, 1-8
Bidden is het hart van elke religie. De mens zoekt contact met God. Hij kan met al zijn vragen, zijn hoop, zijn angsten, zijn blijdschap, zijn dankbaarheid bij God komen. Bij beide verhalen van deze zondag gaat het om de verhouding mens en God. Jacob houdt niet op zich aan God vast te houden to hij zijn zegen gekregen heeft. Bij de gelijkenis van deze zondag gaat het om vragen als: Wat is bidden? Hoe vaak moet je bidden? Worden gebeden wel verhoord? Heeft het eigenlijk wel zin om te bidden? Waarvoor moet je bidden en waarvoor kan je niet bidden?
De Bijbel spreekt hier in de passages die we lazen weinig vroom over God. In het eerste verhaal is een man – God of een engel – een spookachtige verschijning, die plotseling uit het duister voor Jacob opdoemt en die hem kwaad wil berokkenen. Er is een nachtenlange worsteling en geen van beiden krijgt de overhand. De strijd eindigt pas tegen de dageraad. De gedaante wil weg, maar Jacob klamt zich vast aan de vreemdeling en dwingt hem om hem te zegenen. God geeft toe en Jacob krijgt van God zijn zegen en ook een nieuwe naam: Israel. Hij was ‘Jakob’, – de hielenlichter, maar hij wordt ‘Israël’, – strijder met God – want Jacob had gevochten met God en met mensen en hij heeft overwonnen. Jacob belijdt dan dat hij God heeft gezien en niet is gestorven. Hij houdt vast aan God en laat hem niet gaan tot hij Gods zegen heeft ontvangen. Kun je met God worstelen als met een mens en dan iets van hem afdwingen? Het is een mysterieus verhaal. Jacob had jaren geleden zijn ouderlijke huis verlaten nadat hij de vaderlijke zegen, dei zijn broer Ezau toekwam, had ontfutseld door bedrog. Hier aan de Jabbok stond een andere Jacob, bescheiden, schuldbewust, nederig. Je kunt het verhaal ook lezen als ene evrhaal over de relatie tuisen God en mens en de worsteling zien als een vorm van gebed. Door aan te houden wordt het gebed van Jacob om Gods zegen verhoord.
Jezus beantwoordt onze vele vragen over het gebed met een prachtige gelijkenis. Het gaat over een onrechtvaardige rechter. Een rechter zou de laatste moeten zijn die onrechtvaardig kan zijn. Rechtvaardigheid is zijn vak! Dat zou voor hem de leidraad moeten zijn in zijn leven en bij al zijn bij al zijn rechterlijke beslissingen. Hoe kunnen mensen anders hun recht verkrijgen wanneer de rechter zelf alleen maar aan zichzelf denkt en aan manieren om zichzelf te verrijken? Je kunt zijn vonnis gewoon kopen. De rijkste heeft bij hem altijd gelijk in een conflcit. Een arme weduwe hoeft met haar lege handen gewoon niet bij hem aan te komen. Ze heeft hem niets te bieden. Hij poeiert haar keer op keer af. Ze is lucht voor hem. De weduwe hield echter desondanks niet op om voor haar recht op te komen. De rechter werd het zat om haar voor de zoveelste keer af te wijzen en besloot om haar recht te doen..
Waarom vraagt die weduwe eigenlijk aan de rechter om recht te spreken in een geschil met haar tegenstander, terwijl ze weet wat voor iemand het is? Ze doet dat omdat het recht haar ter harte gaat. De Bijbel spreekt van mensen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Zij was zo iemand. Ze blijft net zo lang doorgaan tot zij haar recht heeft gekregen. Zij is de hoofdpersoon van de gelijkenis. Een weduwe is in de Bijbel het prototype van de arme en rechteloze mens. Die heeft onze zorg, aandacht en liefde nodig.
Bij de uitleg van Jezus valt echter het licht op de rechter, die tegenover God wordt geplaatst. Als een slecht mens zich door het lange aanhouden iets van een smeekgebed aantrekt hoeveel te meer zal God, die ons omringt met liefde en vaderlijke zorg, recht doen aan hen die dag en nacht tot hem roepen.
Er gebeurt iets in je leven wat je erg onrechtvaardig vindt. Je wordt misschien ergens vals van beschuldigd. Iemand is uit op je huis, op je baan, op een promotie, waar je recht op hebt. Wat doe je dan? Het blijft je bezig houden. Het blijft maar doordraaien. Het wordt een obsessie. Je krijgt lichamelijke klachten, omdat je het maar niet van je af kunt zetten. Je krijgt steeds meer het gevoel dat je een slachtoffer bent van krachten die je niet kunt beheersen. Of misschien voel je jezelf zelfs door God zelf te kort gedaan. Alles was mooi en goed. Je leefde gezond. Je genoot van het leven, van je familie en vrienden. Je had nog zoveel plannen. Dan ineens gebeurt er dit in je leven. Je wereld stort in. Waarom ik? Waarom net nu? Is het een straf voor wat ik verkeerd heb gedaan? Hier in zo’n situatie kan de kracht van het gebed zich laten zien. Een wissel is omgegaan. Je hebt kracht nodig om nieuwe wegen in te slaan.
Als christenen leven we niet met onze hoofden in de wolken. We zijn geen mensen die al halverwege de hemel staan. We staan met beide voeten op de aarde en weten dat deze wereld nog niet de wereld is van Gods Koninkrijk. We zijn mensen, met gewone aardse problemen, zoasl ik deze die ik even eerder al noemde. Wat zien we als gelovigen als doel en als zin van ons leven? Misschien zou onze grootste ambitie alleen moeten zijn dat we zeggen: Ik zou willen leren geloven. En je leert pas geloven als je midden in de aardsheid van het leven staat, als je tegenslag ervaart. Je wilt leren om je in je leven helemaal over te geven aan God. Je leeft met je taken en je problemen, met successen en mislukkingen, met je ervaringen en je twijfels. Maar niet je eigen vreugde en verdriet komen in de eerste plaats. Je zet die in een breder perspectief. Je groeit in het geloof. Je ervaart steun van mensen die je lief zijn. Je neemt de voortdurende strijd in de wereld om Gods gerechtigheid en vrede serieus.
Bidt zonder ophouden, zegt Jezus. Je hoeft niet altijd met woorden te bidden. Je kunt je gedachten in stilte richten op God. Wat wil God van mij in mijn leven? Wat wil hij van mijn tijd, van mijn positieve en negatieve kwaliteiten? Alleen al aan God denken is al bidden. Hoe kom ik uit de duivelse cirkel van negativiteit naar anderen toe? Hoe kom ik uit de slachtofferrol, die me machteloos maakt? Hoe leer ik mijn tegenstander weer zien en aanvaarden als medemens, als een broeder of zuster? Hoe leer ik mijn vijanden te vergeven en hoe leer ik om anderen om vergeving te vragen wat ik zelf fout deed?
Bidden kost tijd. Neem er de tijd voor. ’s Morgens bij het opstaan en ’s avonds voor het slapen gaan. Bij de maaltijden. Voorafgaand aan een belangrijke bespreking of voor dat je een grote beslissing neemt. Draag je zorgen en je vreugde op aan God. Bidt voor hen die je lief zijn. Bidt voor anderen die het nodig hebben en die je op je levenspad tegenkomt. Bidt voor vreemdelingen. Bidt voor je tegenstanders. Draag ze op aan God. Het gaat om recht en rechtvaardigheid.
Worden onze gebeden verhoord? Jezus zegt zelf heel duidelijke in het Mt 21, 22 evangelie ‘Alles waarom jullie in je gebeden vragen zullen jullie krijgen, als je maar gelooft.’ En in Mt 17, 20 ‘Niets zal voor jullie onmogelijk zijn.’ Verschillende mensen hier aanwezig zullen kunnen beamen dat hun gebeden verhoord zijn. Maar de ervaring leert ook dat niet alle gebeden worden verhoord. Paulus spreekt erover dat hij lijdt aan ‘een doorn in zijn vlees,’ en dat hij verschillende malen gebeden heeft dat God deze van hem wegnam. Maar dat gebeurde niet. 2 Kor 12. 7 Om te verhinderen dat ik mezelf zou verheffen, werd mij een doorn in het vlees gestoken: ik word gekweld door een engel van Satan. 8 Ik heb de Heer driemaal gesmeekt mij van hem te bevrijden, 9 maar hij zei: ‘Je hebt niet meer dan mijn genade nodig, want kracht wordt zichtbaar in zwakheid.’ Dus laat ik mij veel liever voorstaan op mijn zwakheid, zodat de kracht van Christus in mij zichtbaar wordt.
Bidden betekent ook wachten en geduld uitoefenen. Het kan ook gebeuren dat je gebed op een voor jou totaal onverwachte manier verhoord wordt. Het is goed bij het bidden aan wat God met ons wil te denken. Toen Jezus bad in de tuin van Getsemane voegde hij aan zijn gebed toe: “maar toch, laat niet mijn wil gebeuren, maar die van U.” Jezus vraagt ons te blijven bidden. In de rust en zekerheid dat het uiteindelijk goed komt. Wie bidt legt zijn levenslot in de handen van de Eeuwige, in de handen van een Rechter, die trouw is aan recht en gerechtigheid, die trouw blijft tot in eeuwigheid en wiens plannen niet vergaan.
De gelijkenis besluit met de vraag: Zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden? Van Gods hulp kunnen we zeker zijn, maar zijn we zeker van ons geloof en vertrouwen van de mensen, van onze eigen aanhoudende gebeden voor de armen, de verdrukten, voor vrede en gerechtigheid?
Je kunt het leren! Het is te doen!
Amen