Het grootste offer

Het

Offers brengen: het penningske van de weduwe

Het thema van deze zondag gaat over geld.. Het gaat ook over het brengen van offers, wat in andere vormen kan dan van geld. Hoe ga je om met je geld? Kan geld voor iemand een afgod worden? Ik citeer: ‘Money makes the world go round.’ Alles in de wereld draait om geld. Het is een van de belangrijkste en meest wezenlijke dingen in het leven. Heel veel dingen kunnen niet gebeuren zonder geld. Geld lost een heleboel problemen op, zo niet alle problemen.

In het evangelieverhaal van deze zondag over de arme weduwe en haar penningske, horen we een heel ander geluid. Geld mag zeker niet het allerbelangrijkste zijn in ons leven..

In onze eerste lezing uit het boek Exodus gaat het over de plicht tot het vrijkopen van mensen, Mensen horen in wezen toe aan God als hun Schepper.

In de tweede lezing beschrijft de schrijver van de Hebreeën brief Jezus als de ware Hogepriester, die een Nieuw Verbond instelt. Jezus brengt als de nieuwe Hogepriester een waar, finaal en zuiver offer, namelijk het offer van zijn leven. Dat maakte de traditionele offers van bokken en stieren overbodig.

In de evangelielezing lazen we het verhaal van de arme weduwe. Jezus stelt ons haar ons ten voorbeeld.

Wat is een offer? Een offer brengen is iets doen voor een ander wat je geld, tijd, moeite of aandacht kost. In het Oude Testament en ook in het Palestina in de tijd van Jezus was een offer iets heel gewoons en iets concreets. Het betekende een dier, geld of iest anders offeren bij specifieke gelegenheden. In het boek Exodus lazen we hoe elke Israëliet verplicht is om zich vrij te kopen, wanneer er een volkstelling is. In de totaliteit van het volk Israël als lid van dat volk staat ieder voor de Heer, zijn God. Niemand kan echter zomaar voor de Heer staan. Dan is er verzoening nodig in de vorm van het betalen van een afkoopsom. Ieder betaalt evenveel, rijk of arm, omdat ieder gelijk is voor God. Je kunt de tekst ook zo lezen dat het betekent: ‘Van wie ben je eigenlijk? Ben je van jezelf, een autonoom wezen, dat geheel zelfstandig zijn keuzen maakt of ben je van je levenspartner of van je vader of moeder? Of behoor je in laatste instantie toe aan de Eeuwige, de Schepper van alles wat is?’ In het laatste geval heb je aan Hem ook een verplichting.

In het oude Israël moesten de eerstgeborenen vrijgekocht worden. Al het eerstgeborene, mens of dier, moest aan de Heer geofferd worden. Een mensenkind kon na zijn eerste levensmaand vrijgekocht worden (Exodus 13, 13 ev.). Ook Jezus werd zo volgens de Wet vrijgekocht. Zijn ouders betaalden in de tempel, kort na zijn geboorte, met het offer van de armen in de vorm van twee duiven (Lucas 2, 22).

Jezus voert debatten met Farizeeën en schriftgeleerden, maar Hij richt zich toch in de eerste plaats tot gewone mensen. Hij vertelt hen korte, beeldende verhalen, verhalen uit het gewone leven. Deze verhalen, die we ‘gelijkenissen’ noemen, maken direct de diepe betekenis duidelijk, veel duidelijker dan welke theologische of geleerde verhandeling dat zou kunnen. Zo gaan, zegt Jezus, de eenvoudigen van geest de geleerden voor op weg naar begrip van het Rijk van God. Het is het verhaal van de arme zondaar, die de prachtige kerk niet binnen durft te gaan, maar die buiten blijft staan en bidt: ‘Heer, wees mij arme zondaar genadig.’ God nam hem in genade aan. (Lucas 18, 9-14)

Het verhaal van een kind dat Jezus bij zich in de kring haalt, een kind dat alles neemt, zoals het komt en dankbaar is voor de kleinste dingen, die zijn hele vertrouwen stelt op degenen die hem het meest nastaan. Jezus stelt het ons ten voorbeeld als de ware gelovige. (Marcus 10, 13-16).

De vogels van de hemel, die zaaien en maaien niet. Ze leven bij de dag. En toch komen ze niets te kort, want de Vader in de hemel heeft hen in zijn zorg opgenomen. (Lucas 12, 22-24)

Een arme vrouw is een van haar tien munten kwijt. Ze doet ene lamp aan en haakt haar hele huis overhoop. Ze vindt de verloren munt terug en is dan zo blij dat ze al haar vriendinnen uitnodigt om dat te vieren. (Lucas 15, 8-10)

De herder, symbool voor Jezus zelf, laat zijn hele kudde achter zich om een verdwaald schaapje te gaan zoeken. Hij is zo blij wanneer hij het gevonden heeft. Hij draagt het op zijn schouders terug naar de veilige schaapstal. Dan nodigt hij vrienden en bekenden uit en geeft een feest om te vieren om dat wat verloren was gevonden is. (Lucas 15, 3-7)

Al deze verhalen hebben we van kindsaf aan al vele malen gehoord. De inhoud zit diep in ons onderbewuste verankerd.

Jezus waarschuwt voor de schriftgeleerden, tenminste voor hen die alleen voor de schijn in het openbaar hun vroomheid ten toon spreiden door het doen van lange gebeden en door het dragen van lange gewaden. Ze krijgen respect. Ze zitten op de voorste plaatsen in de synagoge, en krijgen de ereplaatsen bij het gastenmaal. Eigenlijk doen ze dat alles alleen uit egoïstische motieven. Ze eten de huizen van weduwen op, zegt Jezus. Ze bidden voor hen en vragen dan om een beloning.

Dat is natuurlijk niet alleen iets van 2000 jaar geleden. Dit ligt altijd in elke religie op de loer, waar vormen het gaan winnen van de inhoud en uiterlijke schijn ten koste gaat van het wezenlijke.

Religie, elke religie, kan het beste en het slechtste in de mens wakker roepen. Het beste is de zichzelf opofferende liefde voor anderen. Het gaat om gelovige mensen die in de meeste gevallen anoniem blijven, de stillen in de lande, de rechtvaardigen, de verborgen heiligen. Het slechtste zien we bij misbruik van vertrouwen, bij huichelarij, machtsmisbruik, het over mensen heenlopen, jaloezie, kwaadsprekerij. Geloof, in elke traditie, kan verstarren. Er is dan sprake van gewoontevorming. De bezieling verdwijnt. Rituelen worden een sleur. De liturgische vormen hebben geen inhoud meer. De lakmoestest is niet die van de orthodoxie of van de vorm, maar die van de daad. Geloof is niet iets wat je alleen maar hebt of niet hebt. Het is iets wat je doet. Het is ook de berediheid om offers brengen.

De arme weduwe offert haar laatste twee muntjes. Ze had ook kunnen zeggen: een muntje voor God een muntje voor mezelf. Maar ze gaf aan God alles wat ze nodig had om te leven, eigenlijk haar hele leven. Ze gaf zich daarmee helemaal over aan de Voorzienigheid. Het was een sprong in het duister. Ze geeft haar leven, maar ze krijgt er ook veel voor terug. Jezus zegt: Hij of zij die zich niet losmaakt van alles wat hij of zij bezit kan mijn leerling niet zijn. (Lucas 14, 33). Hoe doe je dat? Een voorbeeld uit velen komt bij me op. Het is het verhaal van een beroemde dichter van religieuze liederen. In totaal componeerde hij bijna zestig liederen, die nog steeds veel gezongen worden. Het is Judson Van DeVenter (1855 tot 1939). Hij was begaafd in kunst, volgde er een opleiding in en werd leraar tekenen op een middelbare school. Hij had een midlife crisis, waarbij hij een keuze moest maken. Hij zei: “Ik worstelde al een tijdje tussen aan de ene kant het ontwikkelen van mijn talenten op het gebied van kunst en aan de andere kant het keizen voor een leven als fulltime evangelist. Uiteindelijk kwam het scharnierpunt en gaf ik alles over. Een nieuwe dag brak aan in mijn leven. Ik werd evangelist en ontdekte toen dat ik diep in mijn ziel een talent had dat mij tot dan toe onbekend was gebleven. God had een lied in mijn hart verborgen en toen Hij een teder akkoord aanraakte, liet Hij me zingen.”. Het lied dat hij toen in 1896, op 41 jarige leeftijd, componeerde is: “I Surrender All.”

I Surrender All
All to Jesus I surrender,
All to Him I freely give.
I will ever love and trust Him,
In His presence daily live.

Dus – wees als de arme weduwe en durf ergens helemaal voor te gaan en durf dingen los te laten.
Wees steeds in je leven bereid om onzekerheid te aanvaarden en een nieuw begin te maken.

Dar ben je nooit te oud of te jong voor.

Geef alles over aan Jezus,

Amen