1.
Wat zegt de Bijbel ons eigenlijk nu nog? Kunnen we in onze 21ste eeuw het allemaal nog wel geloven? Toch zijn al die oude verhalen eeuwenlang ononderbroken doorverteld en uitgelegd door ouders aan hun kinderen, onderwijzers aan hun leerlingen, voorgangers aan hun gemeente, en overal in de wereld gebeurt dat nog steeds. God stuurde ook steeds profeten als Ezechiël en vernieuwers als Franciscus van Assisi en de hervormers als Zwingli, Luther en Calvijn met hun oproepen tot bekering en vernieuwing.
2.
Jezus onderwees in de tempel. Hij voelde zich daar thuis. Het was het huis aan God gewijd, een gebed in steen. een heilige plek. Hij genas er blinden en lammen. (Mt 21, 14) Die mochten volgens een uitspraak van koning David helemaal niet in de tempel komen, (2 Samuel 5, 8). Dat zegt David na zijn verovering van Jeruzalem op de Jebusieten. Die hadden namelijk tegen David gezegd dat hun vesting zo sterk was dat zelfs lammen en blinden David zouden verjagen. Dan zegt David dat hij hen haat en dat ze de stad niet binnen mogen komen. Jezus echter verwelkomt hen en genas hen (21, 14).
De vraag van die tijd en van onze tijd is: Wie is Jezus, en wie is Hij voor ons? Wat is zijn gezag? Het volk in Jeruzalem zegt bij zijn intocht in Jeruzalem dat hij de zoon van David is, de verwachte Messias. Hij jaagt de geldwisselaars uit de tempel. De Schriftgeleerden en de godsdienstige leiders waren vanzelfsprekend ook vaak in de tempel te vinden. Jezus riep bij hen irritatie op. Wij is hij en waarom doet hij wat hij doet? Wie geeft hem het recht de orde in de tempel te verstoren? Ze willen hem kunnen plaatsen. Ze willen niet een keuze maken voor hem als het volk. Ze vragen Jezus vanwaar komt je gezag? Dat wil zeggen: door wie ben jij tot rabbi gewijd? Wie is je leermeester? In wiens traditie sta je? Iemand die tot rabbi is gewijd mag, samen met twee anderen, beslissen over de uitleg van de Bijbel. Ze willen weten: wie heeft het aangedurfd om jou tot rabbi te wijden, zodat we ook jouw leermeester kunnen ondervragen.
Het gewone volk was overtuigd van het gezag van Jezus. Mattheus 7: 29 .. “Het volk was buiten zichzelf van verbazing over zijn leer, want Jezus leerde hen met gezag, niet als de Schriftgeleerden.” Dat wil zeggen hij leerde hen met gelijkenissen, die gelijk de kern raken van wat God met ons wil. Ook hier bij het debat in de tempel gebruikt Jezus gelijkenissen om zijn tegenstanders te overtuigen.
Jezus geeft geen direct antwoord op hun vraag naar de bron van het gezag, waarmee hij doet wat hij doet, maar hij stelt hen een tegenvraag. Daardoor moeten ze kleur bekennen. Hij vraagt: ”In wiens opdracht doopte Johannes? Kwam die opdracht van de hemel of van mensen?”
Jezus doet geen publieke uitspraak over zichzelf uit vrees verkeerd begrepen te worden, zowel door de mensen als door zijn eigen leerlingen. Laten de mensen zich eerst zelf maar eens duidelijk uitspreken over hun geloof. Ook Johannes de Doper sprak met gezag. Hij riep de mensen op met de woorden. “Bekeert u, want het Koninkrijk van de hemelen is nabij!” Het waren de gewone mensen die naar Johannes toekwamen en die de behoefte voelden om opnieuw met een schone lei met hun leven te beginnen. Toen de priesters uit Jeruzalem zich ook door hem wilden laten dopen, weigerde Johannes dat echter en zei: “Stelletje sluwe slangen! Wie heeft jullie verteld dat je aan het komende oordeel van God kunt ontsnappen? Laat eerst maar eens in je leven zien dat je je bekeerd hebt.” (Matteüs 3). Ze wilden zich laten dopen voor de schone schijn.
Bekering is een voorwaarde om tot geloof te komen. Wanneer je je niet uitspreekt over Johannes kun je ook niet oordelen over Jezus. Johannes riep op tot bekering. Jezus tot geloof.
Jezus’ tegenstanders weigeren echter om zijn vraag over Johannes te beantwoorden. Ze weigeren om een duidelijk standpunt in te nemen. Maar door niet te willen kiezen, wijs je hem eigenlijk af. Om dezelfde reden wijzen ze ook Jezus af. Ze weigeren om zich te bekeren omdat ze geloven dat ze geen bekering nodig hebben. Dat is het echte probleem. Dit allemaal ondanks hun grote godsdienstige ijver, die Jezus op andere plaatsen in de Bijbel zelfs prijst. Of is het juist dankzij hun grote geleerdheid en Bijbelkennis juist het punt missen: dat het gaat om gerechtigheid en medemenselijkheid en niet om letters en regels?
Jezus vervolgt dit twistgesprek met de Schriftgeleerden met het vertellen van drie gelijkenissen. De eerste, die we deze zondag lazen is die van de twee broers, die naar de wijngaard van hun vader gestuurd worden. De tweede is die van de onrechtvaardige pachters van de wijngaard van de heer, die geen pacht willen betalen en die zelfs zo ver gaan dat ze de zoon van de heer doden om zelf de wijngaard in bezit te krijgen. en de derde gelijkenis is die van een koning die een groot feest wil geven, het bruiloftsfeest van zijn zoon, maar elk van zijn genodigden bleek een dringende reden te hebben om niet op de uitnodiging in te gaan. De koning zei toen tegen zijn dienaren haal dan maar mijn gasten van de straten en nodig iedereen uit die je tegenkomt.
De eerste van de drie gelijkenissen is die van een vader die wil dat zijn zoon in zijn wijngaard gaat werken. Hij vraagt zijn eerste zoon. Die weigert dat en zegt dat hij het niet gaat doen. Dan gaat de vader naar zijn tweede zoon en vraagt hem hetzelfde. Die zegt heel beleefd: “Ja, Heer, ik zal het doen.” Maar hij doet het niet. Hij is een huichelaar en een bedrieger. De eerste zoon echter komt tot inkeer en gaat toch naar de wijngaard om daar het werk te doen wat zijn vader van hem vraagt. Wie heeft de wil van zijn vader gedaan? Dat is de ongehoorzame zoon! De Schriftgeleerden moeten dat wel erkennen. Het is in een verhaal en ze kunnen nu niet zeggen dat ze het niet weten. Jezus zegt dan tegen hen dat het de tollenaars en hoeren zijn die te vergelijken zijn met de ongehoorzame zoon. Ze zijn bereid om te zeggen dat ze bekering nodig hebben. Zij eren Johannes de Doper als een profeet, door God gezonden en ze trekken naar Jezus om hem om vergeving te vragen en hen te aanvaarden als een kind van God.
Jezus plaatst in deze gelijkenis de mensen die wij als zondaars beschouwen en die het ook zijn dichterbij het Koninkrijk dan degenen die de mond vol hebben van de Bijbel maar die niet doen wat de Bijbel van hen vraagt. Die zogenaamde zondaars hebben in ieder geval geen pretenties. Ze zijn niet arrogant en ze hoeven niet te huichelen dat ze beter zijn dan de anderen, want dat zijn ze niet. Ze voelen zich niet verheven boven de andere mensen en die nederigheid een goede eigenschap.
Dat is de boodschap van die gelijkenis. Je kunt natuurlijk ook ja zeggen en ja doen.
Het zijn niet bepaalde godsdienstige leiders van het Palestina van zijn tijd die Jezus hier aanklaagt, maar alle religieuze leiders die zich op basis van hun aanzien en hun positie boven anderen verheven voelen en dan het zicht verliezen op de kern.
Om ons niet in allerlei nuances te verliezen draait Jezus het om. De eersten zullen de laatsten zijn. Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel, zegt Jezus in de Bergrede. Het is de Samaritaan die de Wet vervult door de naaste te zijn van de door rovers aangevallen en voor dood achtergelaten jood.
Werken in de wijngaard. Wie een wijngaard heeft kan genieten van het volle leven en van overvloed.De wijngaard is de wereld in al zijn volheid, die ten dienste staat van de mensheid, zodat die een goed leven hebben, een wereld waarin iedereen meetelt en er voor iedereen genoeg is. Het is Gods wijngaard en Gods wereld.
Beter dan nee zeggen en ja doen is natuurlijk ja zeggen en ja doen, zoals de leerlingen van Jezus dat deden.
De apostel Paulus, die ook eerst nee zei en later ja deed, geeft in zijn Brief aan de gemeente van Filippi zijn eigen belijdenis van Jezus als Christus en Heer. Uiteindelijk, zegt hij, zal elke knie zich buigen – in de hemel en op aarde en onder de aarde en elke tong zal belijden: Jezus Christus is Heer.