… is het geoorloofd belasting te betalen of niet?
We maken een crisis mee. Het is zelfs een wereldcrisis. Iets anders kun je het niet noemen. Iedereen, jong en oud, wordt er door getroffen. Niets wat vroeger vanzelfsprekend was lijkt meer zeker. Er worden miljarden in de economie gepompt om een dreigende recessie te vermijden. Gaat het helpen? Wat zal de toekomst ons brengen, terwijl we tot voor kort meenden dat we konden rekenen op een ongestoorde groei van onze welvaart? Een oplossing is nog niet in zicht.
Maar elke crisis is ook een kans, de kans om aandacht te vragen voor andere dan commerciële en financiële waarden in de samenleving, de waarde van onderlinge solidariteit, van zelfopoffering, van de bereidheid om jezelf beperkingen op te leggen voor het algemeen belang van de gezondheid van je medemens.
Hoeveel verschilt onze samenleving niet van die in het oude Palestina van de eerste eeuw. De basisvragen blijven. Waar gaat het echt om in ons leven? Welke keuzen maak je? Jezus leert ons dat het niet gaat om het hebben – van veel geld of mooie dingen, maar om het zijn. Om te zijn betrouwbaar, eerlijk, liefdevol, zorgzaam – een betrouwbare zakenpartner, een eerlijk vennoot, een liefhebbende echtgenoot, een trouwe vriend en collega, een zorgzame vader en moeder voor je kinderen.
De Farizeeën, Sadduceeën en Schriftgeleerden benaderen Jezus met drie belangrijke vragen. Ten eerste: de vraag of het geoorloofd is aan de keizer belasting te betalen of niet. Ten tweede, de vraag of er een lichamelijke opstanding is uit de doden, en de derde vraag: Wat is het belangrijkste gebod uit de Thora?
Jezus neemt de vragen serieus. Dat is ook wat de Farizeeën verwachten wanneer ze tegen hem zeggen: “U bent iemand die oprecht is en de weg van God in oprechtheid leert. En u stoort zich aan niemand, want Ge ziet de mensen niet naar de ogen.” (Mat. 22: 16).
afhield de keizer belasting te betalen (nota bene!) en zich uitgaf voor Messias, voor een Koning (Luc. 23:2).
Jezus draait niet om het antwoord heen, maar zegt heel direct waar het om gaat.
Hij zei niet wat iedereen zou verwachten: “Geef niet aan de keizer wat van de keizer is. Het is een heidense keizer, die pretendeert God te zijn. Zijn beeltenis staat op die munt. Dat is een schending van het tweede gebod. Het is een godslasterlijke munt.”
De keizerlijke belasting was de directe hoofdelijk belasting die in Judea sinds het jaar 6 van onze jaartelling, aan de keizer moest worden betaald. De belasting was bijzonder onpopulair. Toen de belasting ingevoerd werd was dit aanleiding gegeven tot een opstand onder leiding van Judas de Galileeër (Hand. 5:37). Het was bovendien een belasting die bovenop de reeds bestaande belastingen kwam: de belasting voor de eigen vorst Herodes en de tempelbelasting. Er waren toen joden, de Zeloten, die de belasting aan de keizer met kracht van de hand wezen. Zij stelden dat men naast God geen andere heren kan dienen. Men mag hen daarom ook geen belasting betalen.1 De Farizeeën betaalden de belasting aan de keizer wel.
De hoogte van de belasting was een denarie. Dat was het dagloon van een arbeider, een bedrag waar hij met zijn gezin een dag van kon leven. De munt komt ook voor in de gelijkenis van de arbeider in de wijngaard, waar zowel de werkers van het eerste uur, als degene die het laatste in dienste genomen waren hetzelfde dagloon, een denarie, kregen (Matth. 20:2). Dus ieder van de werkers, onafhankelijk van het aantal gewerkte uren kon die avond met die denarie voldoende eten kopen om zijn gezin te voeden. Het muntstuk droeg de beeldenaar van keizer Augustus of van Tiberius. Op de kopzijde staat: Tiberius Caesar, zoon van de goddelijke Augustus. Op de muntzijde staat: Pontifex Maximus, hogepriester. Hierin was veel, zo niet alles, wat tegen het wezen van het Judaïsme ingaat, met name de goddelijke pretenties van de keizer.
Deze vraag van de Farizeeën handelt over de relatie tussen geloof en politiek, tussen kerk en staat. Heeft het evangelie, heeft je geloof maatschappelijke en politieke consequenties? De Bijbel spreekt over gerechtigheid, vrede en de bescherming van ons leefmilieu. Het spreekt over een wereld zoals die zou moeten zijn. Maar kijkend om ons heen zien we onrecht, rechteloosheid, machtswillekeur, mensenrechtenschendingen, oorlogen aan de grenzen van de Europese Unie en op veel andere plaatsen in de wereld. Vergeten oorlogen, vergeten slachtoffers. Je voelt je vaak machteloos daar tegenover.
‘Geef aan God wat God toekomt.'(geef = ἀποδοτε) Dit is niet mis. Het tweede deel van het antwoord van Jezus op de vraag of we belasting aan de keizer moeten betalen ontkracht dat niet het eerste deel? Behoort God niet alles toe? Dat zingen we toch ook in het bekende lied: ‘Neem mijn zilver en mijn goud, dat ik niets daarvan behoud’ en ons lied van vanmorgen: “Van U zijn alle dingen.” Behoren we God niet met hart, ziel en verstand en met al onze bezittingen te dienen? Is er dan plaats voor een mens, die zich opstelt als keizer en hogepriester en zoon van de Oppergod? Geeft de keizer zelf hier niet het verkeerde voorbeeld door in de pretenties die uit het opschrift van de munt blijken niet aan God te geven wat God toekomt?
Men kan echter, aan de andere kant, ook zeggen: “Geef het geld aan de keizer dat hij daarmee zijn missie kan vervullen in een wereld vol onrecht, maar wat de machthebbers van toen en van nu doen hoeft niet perse in tegenspraak hoeft te zijn met de wil van God.” Jesaja geeft een voorbeeld in de eerste lezing van deze zondag. Aan de Babylonische ballingschap van het Volk Israël kwam een einde. Dit is mogelijk gemaakt door de heidense Perzische keizer Cyrus. De profeet zegt nu dat God de bevrijder is en Cyrus zijn dienaar. Hij durft hem zelfs Gods Gezalfde te noemen. Het maakt ook uit in welke situatie je dit antwoord geeft. Autoritaire en totalitaire regeringen, vroeger en nu, stellen het niet erg op prijs om te horen dat er grenzen zijn aan hun macht over mensen. Ze horen graag alleen het eerste deel van het antwoord van Jezus: Geef aan de keizer wat van de keizer is. Christenen die alleen het tweede deel van Jezus’ antwoord willen volgen, die aan God willen geven wat God toebehoort, nemen in autoritaire samenlevingen persoonlijk een levensgroot risico.
Stel dat we zouden leven onder een almachtige dictatuur, die alles wat we doen zou controleren via algoritmen en gezichtsherkenning, geanalyseerd en beoordeeld met behulp van kunstmatige intelligentie, hoe zouden we ons dan moeten opstellen, als geloofsgemeenschap en als gelovige? Je zou zelfcensuur toepassen. Je zou aan de voorzichtige kant blijven.
De bekende Deense theoloog Kaj Munk zette de dingen in 1943 op scherp: in de kerk dient men te spreken over de keizer – over de keizer in zijn verhouding tot God. Hij wees heel expliciet een godsdienst af die zich alleen bezig houdt met de vraag of je veilig in de hemel komt! Dat is een godsdienst die de keizer graag ziet en die hij zelfs wil subsidiëren. Huichelarij en dubbelzinnigheid kunnen volgens Kaj Munk ernstiger gevolgen hebben dan onvoorzichtigheid. We zouden moeten leren van de moed van Jezus, die Herodes, de wrede zetbaas van de Romeinen, een vos noemt en die de algemeen geachte en gerespecteerde Schriftgeleerden “Huichelaars en witgekalkte graven” noemt.
In Nederland leven we in de omstandigheid dat we gelukkig niet voor ernstige persoonlijke gevolgen van een opstelling niet bang hoeven te zijn. Maar blijft dat ons geloof gevolgen heeft voor onze opstelling ten opzichte van maatschappelijke problemen. Wij mogen en moeten onze stem laten horen wanneer er sprake is van onrechtvaardigheid in onze samenleving en in de wereld, een wereld, die in de eerste plaats Gods wereld is.
Jezus spreekt de vraagstellers aan met huichelaars. Misschien hadden de vraagstellers helemaal geen behoefte aan een duidelijk antwoord. Ze wisten het antwoord al. Dit hadden ze gevormd op basis van pragmatisme, opportunisme, eigenbelang en voorzichtigheid.
Misschien moet je vanuit het evangelie stellen dat het geld inderdaad toebehoort aan een andere macht, aan Caesar. Geld heeft geen macht over het Rijk van God. De twaalf apostelen worden niet voor niets in Marcus 6 zonder geld de wereld ingestuurd (Mark. 6: 8). De leer van Jezus maakt dat het geld zijn macht verliest over de mens.
Dat is wat Jezus wil dat we aan God geven! Solidariteit, omzien naar elkaar, opofferingsgezindheid, vergevingsgezindheid. Meer nog dan geld, is dat wat in de huidige wereldwijde crisis het meeste nodig is. AMEN.
1 . Vergelijk ook de eis uit Deuteronomium (17: 14-15): ‘… geen buitenlander, die uw broeder niet is, zult gij over u mogen aanstellen.’ Een wetsgetrouwe jood moest het Romeinse bewind, op basis van deze tekst wel afwijzen.