De wet of vrijheid?

Wetten en regels. We weten niet eens hoeveel wetten en regels er wel niet zijn in ons land, regels waaraan we ons moeten houden op straffe van boetes. En er komen er steeds meer bij. Pogingen van de regering om overbodige regels en wetten af te schaffen zijn helaas jammerlijk mislukt.

Ook in de Bijbel staan een groot aantal regels en wetten. Hoe ga je daarmee om? Zijn die alleen voor een specifieke situatie of zijn ze van alle tijden en plaatsen. Zijn ze Gods woord of het woord van mensen? Dat is het thema van de lezingen uit het Marcus evangelie van deze ochtend. Het is de vraag die de wetsgeleerden aan Jezus stellen. Is de mens er voor de regels of zijn de regels er voor de mens? Zo gemakkelijk is dit dilemma niet op te lossen. Niet in de kerk en ook niet in onze moderne samenleving, die erg complex is. Jezus stelt in zijn reactie op de vraag van de wetsgeleerden niet voor om de regels en wetten af te schaffen. Maar je mag in ieder geval geen misbruik maken van regels en wetten om van je plichten af te komen om mensen in nood te helpen. Het is de mens in nood die centraal staat.

Marcus beschrijft in zijn evangelie de interactie tussen drie groepen die een relatie hebben met Jezus.

In de eerste plaats zijn dat de leerlingen. Deze geven volgens Marcus keer op keer blijk van een groot onbegrip en van ongeloof. Geen enkele keer prijst Jezus hen om hun geloof of hun toegenomen inzicht. Een keer belijdt Petrus dat Jezus de Heilige van God is, de lang verwachte Messias. Jezus zegt dat het hem is ingegeven door de Heilige Geest. Maar direct daarna, wanneer Jezus aan zijn leerlingen uitlegt dat het Messiasschap lijden met zich meebrengt verzet dezelfde Petrus zich daar fel tegen. Jezus wijst hem scherp terecht en noemt hem satan. Waarom is Jezus vaak zo streng tegen hen? Hij is een goede herder voor zijn leerlingen en wil het beste voor hen. Hij zorgt voor ze. Hij bidt voor ze. Maar hij weet ook dat ze door zijn terechtwijzingen tot inzicht zullen komen en dat die daarom nodig zijn.

In de tweede plaats is er de menigte. Een grote menigte volgt Jezus overal waar hij gaat of staat. Hij heeft geen moment rust. Hij moet zich terugtrekken in een afgelegen gebied of hij beklimt een berg om te kunnen bidden. De mensen uit de menigte zoeken genezing voor hun ziekten en komen bij hem met hun zorgen. Ze luisteren ook graag naar zijn gelijkenissen. Zo begrijpen ze de boodschap van Jezus vaak eerder en beter dan de schriftgeleerden en de Farizeeën. Ook heidenen komen naar Jezus en Jezus geeft hen complimenten voor hun geloof, zoals de centurio, de Romeinse officier, de Syro-fenicische moeder, die genezing vraagt voor haar kind, de Samaritaanse vrouw bij de bron van Jacob en de bezetene in het land van de Gerasenen.

Tenslotte zijn er de tegenstanders van Jezus. Dat zijn de schriftgeleerden en de Farizeeërs, en ook de Herodianen, de volgelingen van de viervorst Herodes van Galilea. De eersten testten Jezus op zijn leer. Hoe legt hij de Bijbel uit? Wie zegt Hij eigenlijk dat hij is en met welk gezag doet Hij wat Hij doet? Hoe legt Hij de Bijbel uit, de Wet en de Profeten. Ze komen bij hem met voorbeelden. Wat als …? Moeten we de keizer belasting betalen of niet? Maar ook vragen ze wat is het hoogste gebod en wie is mijn naaste. Jezus gaat bij zijn antwoorden steeds uit van de Heilige Schrift, maar geeft daar telkens een andere uitleg aan dan zij.

Uiteindelijk slagen de tegenstanders er in om Jezus veroordeeld te krijgen wegens rebellie en godslastering. Hij wordt gekruisigd op de berg Golgotha bij Jeruzalem. Dit is het einde verhaal? Nee, het is juist het begin ervan.

De schriftgeleerden

De schriftgeleerden roepen Jezus ter verantwoording. Ze zien dat de leerlingen met ongewassen handen graankorrels uit aren eten. Dat is een schending van de wetsregels die in de BIjbel staan over reinheid en onreinheid. Jezus antwoordt met een ongewone felheid. Ze zien het helemaal verkeerd. Hij begint met het aanhalen van woorden van de profeet Jesaja. Deze zei als godspraak dat dit volk hem alleen met de lippen eert. Hun vrees voor God is slechts lippendienst, zegt de profeet. Het is allemaal niet echt. Hun hart is er niet bij. Het zijn huichelaars. Ze onderwijzen de mensen geen godspraken, maar meningen van mensen. Dan haalt Jezus Mozes aan die leert dat je vader en moeder moet eren. Dat is een regel die blijvend is, een woord van God. Daar mag je op geen enkele manier aan afdoen. Jezus geeft vevrolgens een voorbeeld van menselijke regels die de wet van Mozes onderuithalen. Wanneer namelijk iemands ouders hulp nodig hebben, maar de zoon wil die niet aan hen geven dan kan hij zeggen: mijn bezit is korban, dat is offergave. Het klinkt heel vroom, maar het betekent dat hij zijn bezit niet hoeft te gebruiken om zijn behoeftige ouders te helpen. Dat is onrecht wat tot stand komt door middel van door mensen gemaakte regels.

Dan alles samenvattend vertelt Jezus een raadsel. Niet wat de mens binnengaat maakt hem onrein, maar wat van de mens uitgaat. De leerlingen vragen hem later om uitleg. Zij worden eerst berispt: “Tonen zelfs jullie zo weinig begrip?” Die terechtwijzing aan zijn leerlingen is ook een waarschuwing aan ons. Begrijpen we wel alles goed wat Jezus zegt? Ga niet uit van de meest voor de hand liggende uitleg. Bovendien gaat het er niet alleen om iets weten met je verstand, maar ook om het je eigen te maken en het toe te passen in je leven. Die terechtwijzingen van Jezus zijn aanmoedigingen. Hij is als een coach, die het beste wil halen uit zijn pupillen. Doe je best. Span je nog meer in. Dit zijn de mensen die worden opgeleid om zijn apostelen te worden, zijn plaatsvervangers, en die dan ineens blijken tot bovenmenselijke prestaties in staat te zijn, zoals we dat kunnen lezen in de Handelingen van de Apostelen.

Jezus legt het hen het raadsel heel geduldig uit. “Wie oren heeft om te horen …” We moeten leren luisteren. Het gaat om je hart! Om je innerlijk, om je gevoel, om wie je echt bent voor jezelf en voor anderen. Het betekent niet dat je nu maar gelijk alle spijswetten en reinigingswetten kunt negeren. Waarschijnlijk is er een diepere zin in die regels, bijvoorbeeld voor de bescherming van je gezondheid of voor het milieu. Je mag ze wel relativeren en in hun context zien.

Dus wat je slecht maakt is niet wat je eet (wat via je mond binnenkomt) of wat je hoort (wat via je oren binnenkomt), of wat je ziet (wat via je ogen binnenkomt), maar wat uit je mond en uit je handen komt. Jezus geeft dit heel precies aan. Er mag geen misverstand over bestaan. Het gaat om daden en geuite gevoelens, die je medemens schade toebrengt. Jezus noemt er dertien: i. slechte gedachten of arglist (dat is kwaadwilligheid, kwade trouw, iemand die willens en wetens anderen onrechtmatig bejegent), ii. ontucht of schaamteloosheid, iii. diefstal, iv. moord, v. overspel, vi. hebzucht, vii. kwaadaardigheid, viii. bedrog, ix. losbandigheid, x. afgunst, xi. laster, xii. hoogmoed en xiii. dwaasheid. Bij het laatste denken we aan Psalm 14 en Psalm 53 waar de psalmist zegt: “Dwazen denken bij zichzelf: Er is geen God. Verdorven zijn zij en gruwelijk is hun onrecht, geen van hen deugt.” Kortom men is van God los, dat wil zeggen men is gek, en heeft het idee dat men zich boven de wet bevindt. De genoemde zonden zijn zonden tegen de naaste die je met waarheid, deemoed en liefde moet bejegenen. En zonden tegen God, tot wie je in een verhouding moet staan van geloof, hoop en liefde.

Wettisch zijn

Wat moeten we met al die menselijke regels zijn die werkelijk nodig? Waar blijft dan het vertrouwen in de eigen verantwoordelijkheid van de mens? Maar in ieder geval mag handhaving van die regels nooit tot een onrechtvaardigheid leiden.

De hoogste wet

De hoogste wet, waaraan alle andere wetten en regels ondergeschikt zijn, is de wet, die van je vraagt om een mens in nood te helpen. Het gaat niet om de kudde, maar om het afgedwaalde schaap. Het gaat niet om de oudste zoon, maar om de verloren zoon. Niet om de priester en de Leviet, maar om de Barmhartige Samaritaan. Niet om de zichzelf rechtvaardigende wetsgeleerde, maar om de zondige tollenaar, die zijn fouten wil herstellen.

Dat is de Wet en de Profeten.