De werkers van het elfde uur

Tien jaar na de economische crisis van 2008 trekt de wereldeconomie weer aan. Vakbonden stellen weer looneisen. Werkgevers geven suggesties voor de hoogte van de loonstijging. Iedereen wil wel profiteren van de economische opbloei. Gaan de pensioenen dan ook omhoog? En de werkloosheidsuitkeringen en de bijstand?

Is dit waar de door Jezus vertelde gelijkenis van de werkers in de wijngaard overgaat? Het gaat over werk en over de beloning van de werkers. Is het een pleidooi voor radicale inkomensgelijkheid? Iedereen krijgt hetzelfde loon onafhankelijk van zijn of haar prestatie.

Zoals met de meeste gelijkenissen van Jezus zitten er veel verschillende aspecten aan. Ik denk dat de kern van de gelijkenis ons iets wil leren over wie God is en wie hij wil zijn voor ons. Daarnaast staat de vraag centraal: Wat moeten we doen om het Rijk van de hemelen te beërven? Doen we genoeg? Direct voorafgaand aan deze gelijkenis is het verhaal van de rijke jonge man, die naar Jezus komt met de vraag: “ Wat moet ik doen om het koninkrijk der hemelen binnen te gaan?” Jezus antwoordde hem met: “ Onderhoud alle geboden die God aan de mensen heeft gegeven.” De jongeman antwoordde dat hij dat allemaal al op de meest stipte wijze vanaf zijn vroegste jeugd gedaan had. Hij had tienden gegeven, zijn ouders eer bewezen, de armen geholpen. Hij had nooit gestolen en nooit iemand bedrogen. Maar vroeg hij: “ Waar schiet ik nu dan nog tekort?” Hij voelde blijkbaar zelf dat er nog iets ontbrak. Jezus keek hem vol liefde aan en zei: “ Ga heen en verkoop al wat je bezit en geef het aan de armen. Kom dan terug en volg mij na.”

Dat kon de jonge man niet en bedroefd ging hij heen. Daarop zei Jezus tegen zijn leerlingen: “ Het is moeilijker voor een rijk man het rijk van de hemelen binnen te gaan dan dat een kameel door het oog van een naald gaat. Het is dus feitelijk onmogelijk. De leerlingen reageren ontsteld, In dat geval is er niemand die in kan gaan. Maar Jezus antwoordde: “Wat bij mensen onmogelijk is is mogelijk bij God.”

Wat is ons loon?

Dan vragen de leerlingen: “Maar wij? Wij hebben alles achtergelaten om u te volgen. Wat is ons loon?” Het is eigenlijk op een andere manier dezelfde vraag als van de rijke jonge man. We hebben veel gedaan voor God. Nu zal hij ons zeker op basis daarvan belonen. Dan zegt Jezus: “Jullie zullen zeker je loon krijgen, maar toch zullen velen eersten de laatsten zijn.” Dat betekent dus dat de discipelen van Jezus de laatsten zullen zijn?

Is de vraag van de rijke jonge man en vervolgens die van de leerlingen niet ook onze vraag: “Doe ik wel genoeg? Moet ik niet veel meer doen? Meer geven aan de armen en aan mensen in nood? Meer vrije tijd geven aan vrijwilligerswerk? Maar da wordt het een dwangbuis. Voor niemand is het ooit genoeg, zelfs al ben je Albert Schweitzer of Mother Theresa. Maar ieder van ons heeft zijn eigen verantwoordelijkheid en taak op basis van zijn eigen of haar eigen gaven en kwaliteiten en beperkingen. De gelijkenis van deze zondag geeft een bevrijdende antwoord op deze vraag.

De heer van de wijngaard is God zelf. De wijngaard is de aarde en al wat daarin is. De werkers zijn wij. God heeft werkers nodig om de oogst binnen te halen. Nog voor het aanbreken van de dag gaat de heer van de wijngaard naar de markt. Daar staan de dagloners al te wachten om ingehuurd te worden. De heer spreekt een groep arbeiders aan, stuurt hen naar zijn wijngaard en belooft hen een denarie voor een dag arbeid. Dat was in die tijd het gewone dagloon. Het is voldoende om de eerste levensbenodigdheden, zoals meel en olie aan te schaffen.

Het werk is te veel en de arbeiders zijn te weinig. Nog vier keer gaat de heer naar de markt om mensen in te huren. Hij zegt tegen de werkers van het derde uur: “Ga naar mijn wijngaard. Ik geef jullie wat billijk is.” Op het zesde en negende uur deed de heer hetzelfde. Op het elfde uur, een uur voordat het nacht werd, ging hij voor de laatste maal naar de markt. Daar staan nog steeds mensen te wachten. “Waarom staan jullie hier nog?” vraagt de heer. Het is een goede vraag. Ze staan te wachten terwijl al heel spoedig de nacht gaat vallen en dan kan niemand hen meer inhuren. Ze moeten de moed al lang verloren hebben. Toch bleven ze dara maar staan met misschien nog het kleinste sprankje hoop. Als ze de hoop op zouden hebben gegeven en naar huis zijn gegaan zouden ze zonder geld en zonder eten de nacht hebben moeten doorbrengen. Hoe durf je dan je vrouw en je kinderen onder ogen te komen? De heer zegt alleen: “Ga naar mijn wijngaard.” Na het twaalfde uur werden de arbeiders uitbetaald. Te beginnen met de laatsten. Dezen kregen allemaal een denarie voor het ene uur dat ze gewerkt hadden. Dus het volle dagloon. Dat kregen ook de werkers van het negende, het zesde en het derde uur. De werkers van het eerste uur krijgen de denarie, die met hen was afgesproken. Ze protesteren. Er staat ‘ze morden.’ Ze waren boos. Het was niet eerlijk. Ze hadden natuurlijk gelijk, menselijkerwijs gesproken. Maar de heer van de wijngaard sprak hen vriendelijk toe: “Vriend, waarom ben je boos?” Er staat letterlijk: “Waarom is je oog verduisterd? Je hebt toch gekregen wat we hebben afgesproken? Ik doe je dus geen onrecht aan. Ik mag toch met mijn bezit toch doen wat ik wil en wat ik vind dat goed is? Ben je soms kwaad omdat ik goed ben? Je hebt zelf alles gekregen wat we afgesproken hebben. Je hebt dus reden om gelukkig te zijn. Maar je kijkt naar de anderen en dan word je ongelukkig. Dan komt de jaloezie naar boven en ben je niet meer gelukkig.

Lessen

Dit is zeker een van de lessen van deze gelijkenis. We moeten leren gelukkig te zijn met wat we gekregen hebben.

Alles is van God. Ons leven, onze familie, onze kinderen, Van God zijn alle dingen. Kunnen we leren gelukkig te zijn met wat we hebben zonder ons te vergelijken met anderen, die misschien meer hebben?

Een tweede les is dat alles wat we krijgen genade is. God is liefde. Hij is vrijgevig. Hij wil dat we gelukkig zijn.

Een derde les is dat we niet worden afgemeten aan wat we doen, hoe lang we het doen en hoe we het doen. Het gaat erom dat we werken in de wijngaard van de heer. We hebben daar onze eigen taak en voeren die naar vermogen uit. Dat is onze levensopdracht. We hoeven niet de hemel te verdienen. We krijgen die. Uit genade. Omdat God liefde is.

De vierde les is dat we moeten leren met de ogen van de heer naar anderen te kijken. De heer is vrijgevig. Hij kijkt niet naar wie meer is of minder. Voor hem horen ze er allemaal bij. Die les zien we in de omgang van Jezus met zondaars, tollenaars en vrouwen van lichte zeden, de verschoppelingen, de outcasts. Voor Jezus zijn dat in de eerste plaats mensen, kinderen van God. Hij identificeert zich met hen, met de minste van zijn broers en zusters. Wetsgeleerden spreken er schande van. Ze vinden dat Jezus deze randfiguren aan hen gelijkstelt, terwijl zij juist stipt de wet volgen en de anderen niet.

De vijfde les is dat in de gelijkenis God naar ons komt en ons vraagt voor zijn wijngaard. En niet omgekeerd. Voor we beginnen met het zoeken naar God heeft hij ons al gevonden.

Wie is God?

Wie is God. We spreken over de levende God. Hij is liefde. En liefde is God. God openbaart zich als een God die er wil zijn voor ons, voor mij en voor jou.

Laten we werken in de wijngaard in de geest van de heer van de wijngaard: royaal, vrijgevig, iedereen te aanvaarden zoals hij of zij is, niet jaloers zijn op anderen die het misschien beter hebben.

God zelf komt naar ons. Zoals in deze viering en overal waar mensen in zijn naam samenkomen. Laten we gehoor geven aan zijn oproep om in zijn wijngaard te werken.

Zelfs al is het al het elfde uur.

Amen