Lezen: Jesaja 30, 15-21 en Lucas 13, 10 en 22-30
Jezus zegt: “Het Rijk van God ga je binnen door een nauwe poort. Die poort kan gesloten worden en dicht blijven, hoe je ook roept, schreeuwt, huilt en van spijt met je tanden knarst.” Kun je over zo’n tekst vandaag de dag nog over preken? Dat is toch niet meer van deze tijd?
Jezus ging door de steden en dorpen en leerde de mensen over de komst van Gods Koninkrijk. Dit was zijn laatste reis naar Jeruzalem, om daar zijn lijden op zich te nemen en om zijn leven voor ons te geven. Iemand stelt hem ergens onderweg de vraag: “Meester, zijn het er maar weinigen die gered worden?” We weten niet wie de persoon die dit vraagt is, en ook weten we niet de aanleiding voor de vraag. Was het een van de leerlingen die zich oprecht zorgen maakt over de velen die Jezus niet volgden, zoals hij zelf en de andere leerlingen. Of was het een vraag van een schriftgeleerde die Jezus eerder hadden gevraagd naar het grootste gebod of je belasting moet betalen aan de keizer. Sommigen vragen zich nu ook af: “Zijn al diegenen in Afrika en Azie, die nog nooit van Jezus gehoord hebben echt voorgoed verloren, terwijl ze er niets aan kunnen doen dat ze nog nooit van Jezus gehoord hebben.” Dit soort vragen zijn theoretisch en gaan over anderen dan jezelf. Jezus brengt de vraag terug naar de vragensteller. Maak je in de eerste plaats druk om jezelf. Jij, span je tot het uiterste in om het Rijk an God binnen te gaan. Het werkwoord voor een inspanning doen, agónizomai, dat hier staat is in het Grieks van die tijd het woord wat gebruikt wordt voor de inspanning van topsporters, deelnemers aan de Olympische Spelen. Voor de deelnemers, toen, zowel als nu, is een totale inspanning vereist en een enorme toewijding met het enige doel de gouden, zilveren of bronzen medaille te winnen. Het gaat om volstreket gehoorzaamheid aan de trainer, om zelfopoffering en zelfverloochening.
Voor topsport vinden we het vanzelfsprekend dat er de hoogste eisen gesteld worden aan de deelnemers. Maar voor het Rijk van God? Mag Jezus helemaal geen eisen stellen?
Veel mensen voelen zich toch wat ongemakkelijk bij de tekst van deze zondag. Staat dat echt in de Bijbel? Het evangelie van Jezus Christus is toch de Blijde Boodschap van redding en heil? Jezus zegt: “Velen zullen willen ingaan, maar er niet in slagen.” Dat is toch schokkend? Maar het geeft wel de ernst aan van de zaak waar het Jezus om gaat. Het gaat om het Rijk van God. Het gaat ook om jouw leven. Je bent uniek met al je eigenschappen, al je talenten, alles wat de goede God je mee heeft gegeven bij je geboorte en door de liefde, waarmee je ouders je grootbrachten. Vragen we ons wel eens af: “Waarom ben ik die ik ben? Waarom verliep mijn levensloop zoals die gelopen is? Heb ik niet een bepaalde taak en opdracht in Gods Koninkrijk? Wat doe ik met mijn leven? Waar zet ik mij totaal voor in? Geld, zekerheid, je relatie, macht?
Zijn het er weinigen die gered worden? Het is de verkeerde vraag. Je bent op een schip, wat dreigt te zinken. Je gaat naar de kapitein en je vraagt: “Zijn het er weinigen die gered worden?” Neen, de vraag moet zijn: “Wat moet ik doen om gered te worden en wat is nodig om de anderen te redden?” Nu is de inzet van iedereen nodig om alles te doen om zoveel mogelijk mensen te redden.
Jezus gebruikt het beeld van een nauwe poort. Je moet moeite doen om je er door te wringen. Je moet al je bagage eerst afleggen. Alles waarmee je je dik maakt: je status, je vermogen, je hobbies, je kostbare verzameling, waar je zo aan gehecht bent, je carriere, je successen …
Wat vraagt Jezus van ons? Waar moeten we ons tot het uiterste voor inspannen? Het gaat niet om fysieke prestaties, maar om een prestaties op geestelijk gebied. Het gaat om geloof en vertrouwen, wat zich vertaalt in je life style en in de kwaliteit van je relaties met anderen. De Bergrede vat het samen. Het Rijk van God is voor wie barmhartig is, arm van geest, zachtmoedig, rein van hart, wie werkt voor gerechtigheid en vrede in de wereld, wie zijn vijand kan liefhebben en vergeven, wie afziet van het gebruik van geweld. Dat allemaal kost een voorturende inspanning, een alertheid.
Die inspanning kan iedereen doen wat zijn leeftijd, aanleg of capaciteiten ook zijn. In het midden van de 19de eeuw leefde een vrouw, Charlotte Elliott. Ze was gehandicapt en aan huis gebonden. Haar broer was predikant en altijd heel actief om mensen te helpen. Hij organiseerde eens voor een goed doel een bazar en iedereen in de gemeente was er actief bij betrokken, behalve Charlotte. Ze was wanhopig omdat ze het idee had dat ze door haar handicap zelf helemaal niets kon doen voor Gods Koninkrijk. Ze raakte in een geloofscrisis. Was haar geloof niet meer dan een illusie? Ze maakte de balans van haar leven op en dichtte toen op de dag van de bazar een lied wat nog steeds heel vaak gezongen wordt. Met het lied heeft ze miljoenen mensen inspiratie en moed gegeven. Haar broer zei: Ik hoop als predikant in mijn lange loopbaan veel goede dingen te doen, maar onvergelijkjbaar veel meer is er gedaan door het componeren van dit ene lied. Het is opgenomen in het nieuwe Liedboek als lied 377. De tekst luidt:
Just as I am, without one plea
But that Thy blood was shed for me
And that Thou biddest me
come to Thee
O, Lamb of God, I come, I come.
In vertaling:
Zoals ik ben, Kom ik nabij,
Met niets in handen
dan dat Gij mij riep
en zelf U gaf voor mij –
O Lam van God, ik kom.
Jezus zegt dan dat de deur tot het Koninkrijk van God gesloten is. Deze is gesloten voor mensen die de strijd, die Jezus van ons vraagt, niet aangaan, die niet de moeite willen doen. Mensen die geloven dat ze eigenlijk wel goede mensen zijn. Dat de deur ook kan sluiten zegt Jezus om ons aan te sporen de uiterste inspanning te leveren. Hij is als een goede trainer die zijn topsporters aanmoedigt om zichzelf te overstijgen en alles wat je hebt, en dan nog even iets meer, in te zetten om de eindstreep te halen.
Een dichte deur: Je leeft maar een keer, hoor je wel eens zeggen. Ik zou graag Parijs willen zien of San Francisco of een wereldreis maken. Ik zou graag een groot vermogen willen verwerven. Ik zou iets groots in de wereld willen worden. Stel dat iemand maar een wens heeft. Hij zegt: Dat zou ik wensen dat deze ene wens van mij vervuld zou worden, want je leeft maar een keer. Stel die mens eens voor op zijn sterfbed. De wens is niet vervuld. En zijn ziel blijft maar aan die ene wens hangen. Hij is vertwijfeld. Zijn wens is niet vervuld, want je leeft maar een keer.
Het is beter voor die mens zijn wens te laten vallen en al zijn aandacht te richten op het wezenlijke, want je leeft maar een keer.
Velen laatsten zullen de eersten zijn en vele eersten de laatsten. De eersten, die de laatsten worden zijn de mensen die van hun eigen gelijk overtuigd zijn. Die geloven geen bekering nodig te hebben. Ze zijn als de oudste zoon in de gelijkenis van de Verloren Zoon. Hij kwam uit rancune niet naar het het feest wat zijn vader gaf voor zijn jongere broer die na jaren weer thuis gekomen was. Of als de Schriftgeleerde die naarde tempel kwam om te bidden dat hij God dankbaar was dat hij niet zo’n zondaar was als die andere man die daar in de tempel stond. Die durfde nauwelijks te bidden en zei alleen maar: Heer, wees mij zondaar genadig. Jezus zegt dat de laatste, in tegenstelling tot de schriftgeleerde, gerechtvaardigd naar huis ging.
Het zijn heel gewone mensen die Jezus volgen. Toch worden velen van hen ware geloofshelden. Tollenaars en zondaars beginnen een nieuw leven. Eenvoudige Galilese vissers worden apostelen, die de wereld doortrekken om hun geloof te verkondgen en daarbij machtige heersers durven te trotseren.
Een gehandicapte vrouw wordt een wereldbekend dichteres van geestelijke liederen, die nog steeds worden gezongen. Als het om die uiterste inspanning voor het Koninkrijk gaat dan mag je geloven dat je die niet alleen hoeft te leveren. Je mag hopen op kracht van de Eeuwige. Jezus beloofde bij Zijn vertrek: “En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld.”
De poort is nauw, maar staat open voor wie komt zoals hij of zij is.
En je bent nooit alleen.
Amen